Is sterrenkunde nutteloos?? ingediend door Hans Dijkstra
De vraag van een gek luidt deze keer: Is sterrenkunde nutteloos? Immers: de sterren zijn erg ver weg. De mens kan toch beter problemen op aarde oplossen dan naar boven staren? Onder-zoek naar nieuwe medicijnen, betere technieken, landbouw methoden...dat soort wetenschap levert wat op. Sterrenkunde kost alleen maar zonder dat die kennis baat.
Antwoord van Piet Cijsouw MM 213 Maart-April 2017
Antwoord aan een gek (de vraag: “Is sterrenkunde nutteloos?” stond in MM 207 op pag. 10)
Is sterrenkunde nutteloos? Nee, natuurlijk niet, anders zouden we er niet zoveel aan doen. Sterrenkunde is het vak bij uitstek om je te verwonderen, om je te laten inspireren, om vragen te stellen (die te moeilijk zijn om te kunnen beantwoorden), om je intellectueel uit te laten dagen om nog meer te weten te komen uit maar zo weinig licht (en elektromagnetische straling in het algemeen). Kortom, een wetenschap die als zodanig, gedreven door de nieuwgierigheid die de mens eigen is, bestaansrecht heeft. Maar ook: een discipline die een soortgelijk belang heeft als filosofie of Grieks of zuivere wiskunde: het scherpt de geest, het helpt je tot een wereldbeeld te komen, het draagt bij aan je persoonlijke vorming.
Maar dat bedoelde onze geachte gek natuurlijk niet. Waar tegenwoordig het woord “nut” gebruikt wordt doelt men in het algemeen op economisch nut. Brengt het geld in het laatje? Kun je er je dagelijkse kost mee verdienen? Draagt het bij aan het bruto binnenlands product? En hoeveel dan wel? Het tweede antwoord is heel simpel: ja, sterrenkunde is nutteloos. Het kost allen maar. En je mag blij zijn, dat de mensheid het goed vindt om jaarlijks zovele miljoenen eraan uit te geven. Zo veel, dat er professionele sterrenkundigen kunnen bestaan, die dus inderdaad hun dagelijkse kost ermee verdienen. Dat sommige bedrijven er flinke opdrachten mee binnen halen en kunnen pronken met de resultaten die er met hun producten worden behaald. Dat een land als Nederland internationaal een zo vooraanstaande positie in de astronomie inneemt, dat we onze afgestudeerden in de sterrenkunde overal ter wereld terug vinden in sterrenkundige instituten.
En daarmee raken we de essentie: op één of andere manier is de mensheid bereid om een zeker deel van haar uitgaven aan astronomie te besteden, waarbij het aan de astronomen zelf wordt overgelaten om ervoor te zorgen dat dit geld goed besteed wordt, zodat het publiek hun activiteiten waardeert en tevreden blijft. En als dit eenmaal een gegeven is, dan ontstaat er vanzelf een soort concurrentie waardoor nationale belangen de bereidheid tot investeren in “nutteloze kennis” verder vergroot.
Onze astronomen beseffen dit heel goed. Voor mij is dat zichtbaar uit drie dingen.
Allereerst werken astronomen zodanig samen, wereldwijd, dat geen geld onnodig wordt uitgegeven. Daarom worden grote projecten (aardse optische en radiotelescopen, ruimtetelescopen, planetensondes) die miljarden kunnen kosten slechts in internationaal verband en in enkelvoud uitgevoerd, waarbij de leiding voor een haast perfecte internationale samenwerking zorgt.
In de tweede plaats werken vrijwel alle beroepsastronomen vol enthousiasme mee aan de popularisering van hun vak. Je hoeft als vereniging onder de KNVWS maar te kikken en ze komen een voordracht houden. Ook wordt alle aspirant-astronomen (vooral de promovendi) met de paplepel ingegeven dat die medewerking bij hun professie behoort.
En ten derde: astronomen hebben het recht om de grote vragen (hoe is het heelal ontstaan, waardoor werd leven mogelijk, zijn we alleen) als behorend tot hun invloedssfeer te beschouwen, en ze buiten dit ongegeneerd uit. Soms (zie het optreden van de NASA) zelfs tot op een hinderlijk niveau.
Maar laten we, wanneer we het over het nut van astronomie hebben, niet vergeten dat er een tijd geweest is waarin er een echt economisch nut was: de kalender, waardoor zaaien op de optimale plaats in het jaar kon geschieden, de tijdsbepaling voordat die door mechanische en elektronische instrumenten werd overgenomen, en de plaatsbepaling op aarde waarmee de grote vaart mogelijk werd. Het kan zijn, dat dit historische gegeven onbewust nog bijdraagt aan het positieve beeld dat we van de sterrenkunde en haar nut bij ons dragen.
Piet Cijsouw.